Twee procent van de bevolking heeft wel eens last (gehad) van een tenniselleboog. Deze aandoening komt even vaak voor bij vrouwen als bij mannen. In de leeftijdsgroep tussen de 40 en 50 jaar is dit tien procent. Meestal ontstaat een tenniselleboog aan de ‘dominante arm’ (de arm waarmee je schrijf), soms juist niet. In principe kan iedereen een tenniselleboog krijgen.
Een tenniselleboog (ook wel tennisarm) is een overbelasting van de zogenaamde ‘polsstrekkers’: een pijnlijke aanhechting van één of meerdere pezen aan de buiten-bovenkant van de elleboog en een verkleving in de spieren. Heel soms zit de overbelasting aan de binnen-onderzijde van de elleboog. Dat heet een golferselleboog. De pijn is erg vervelend, maar op de lange termijn niet schadelijk. De meeste tennisellebogen genezen vanzelf.
De belangrijkste oorzaken zijn:
Een veelgehoorde klacht is een pijnlijke plek op en rond het bot aan de buitenzijde van de elleboog. De pijn kan doorstralen in de onderarmspieren en neemt toe bij tillen, kracht leveren met de hand en bij strekken van de pols terwijl de elleboog recht is. De pijn kan ook vanuit de elleboog naar de pols stralen. Het is dan moeilijk om dingen, zoals een mes of vork, een kopje of een pen, vast te houden. Ook het soms moeizaam om de arm volledig te strekken.
Overige symptomen zijn: